Een pandrecht heeft betrekking op niet registergoederen. Dit zijn alle goederen die wel voor overdracht beschikbaar zijn, maar niet ingeschreven staan in de openbare registers Art. 3:227 en 228 BW.
Dus geen onroerend goed. Voor het vestigen van het pandrecht gelden dezelfde regels als het vestigen van een hypotheekrecht alleen verschillen de vestigingshandelingen bij bezitloos pand en vuistpand.
Diegene die het recht vestigt is een pandgever, degene die het krijgt is de pandhouder.
Meestal wordt een pandrecht bedongen bij het verstrekken van leningen of verkoop van een grote partij goederen. Aan de pandhouder komt het recht van parate executie toe, als de lening of de goederen niet worden betaalt.
Het pandrecht is het recht bij faillissement om voorrang te verkrijgen boven alle andere schuldeisers. Het pandrecht strekt zich uit over het gehele goed waarover het pandrecht is verstrekt. Art. 3:227 BW.
- Voor een bezitloos pand Art. 3:237 BW dient er een onderhandse akte opgesteld te worden. Hier is het niet duidelijk of er op het goed een pandrecht rust en kun je niet aan de buitenkant zien wie de eigenaar is.
- Vuistpand Art. 3:236 BW. hier is het voor iedereen duidelijk dat er op dat goed een pandrecht rust.
De pandgever bedingt een pandrecht om over te gaan tot parate executie wanneer u in verzuim blijft met aflossen van uw lening. De pandgever is bevoegd het verpande goed te verkopen, om zo de verschuldigde opbrengst te verhalen Art. 3:248 lid 1BW. Het goed waar een pandrecht op rest moet tevens door u verzekerd worden.
|